zaterdag 31 juli 2010

Mount Robson Gletsjer in de ochtendzon


Donderdag 29 juli, Kenney Lake campground, ten westen van Mount Robson


Ontbijt in de blokhut. Ik ontsteek een houtvuurtje in de kachel om wat brood te roosteren op het metalen setje dat ik in Jasper in een campeerwinkel kocht. Ook hier hangt een bordje: je mag de kachel gebruiken, maar er geen afval in gooien. Mijn broodsneetjes zijn net mooi bruin als er een vrouwelijke ranger binnenkomt. Ik krijg naar mijn voeten omdat ik het vuur aangestoken heb. Pas dan plakt ze een bordje op de deur dat het toch verboden is de kachels aan te steken. Nou, qua duidelijke communicatie zijn die Canadezen niet te kloppen…

We breken onze tenten op en vatten langs hetzelfde pad de terugtocht aan. Vandaag zal het dus veel dalen worden en moeten we de langste afstand afleggen: zo’n 16 kilometer tot aan het Kinney-meer, waar we de eerste dag lunchten.
We horen de gletsjer boven ons hoofd grommen. Af en toe schuift er sneeuw naar beneden en vallen er ijsschotsen in het meer.


Buiten een jong koppeltje zijn we de enige kampeerders aan de oever van Kinney Lake. Het water is hier wat minder koud dan bij de gletsjer zodat we er een vlugge duik in kunnen nemen.

En het is nog vroeg, zodat we nog een uurtje van de zon kunnnen genieten voor ze achter de bergen verdwijnt.


Gertjan glimt van trots als hij eindelijk zijn kostbare “astronauten”- voedselpakketten mag klaarmaken:

Het ziet er heerlijk uit…

Gelukkig smaakt het beter dan het eruit ziet. Het is de astronautenversie van “Tagliatelle con carne” en “Pasta con pomodori secchi”.

We spelen nog een laatste maal “stenen tijdperk-poker”. Gertjan is na een aantal torenhoge leningen bij de stenen bank compleet bankroet en trekt zich terug uit het strijdgewoel. Maar twee “die-hards” blijven pokeren zolang ze in het donker een ruit van een hart kunnen onderscheiden…
Woensdag 28 juli, campingsite Berg Lake, aan de achterkant van Mount Robson


We hebben niet veel zin om op te staan vanochtend, want het regent. Jelger ligt temidden van een hoop papieren zakdoekjes zijn neus te trompetteren. Hij is stevig verkouden.
Rond 9 uur kruipen we er toch uit, want verder moeten we.
Gelukkig houdt de regen op tijdens ons ontbijt. We krijgen onaangekondigd bezoek aan tafel:


Wie mijn blog goed gelezen heeft, herkent dit gulzige beestje wel. (nee, James, dit is geen quizvraag, mijn prijzen zijn op)


Rond 11 uur heeft een stralende zon onze tenten gedroogd en kunnen we weer op pad. Veel stijle beklimmingen vandaag. Ik kon gisteren Gertjan en Jelger met hun lange benen niet volgen op de vlakke stukken, nu laat ik hen met gemak achter op de grimmigste hellingen.

Bij de Majestic Fall vind ik een drinkbus die perfect past op onze waterfilter. Die ruil ik graag in voor mijn lege Pepsi-flesjes om mijn drinkwater in te doen. Bovendien is ze nog halfvol met heel sterke koffie die Gertjan en ik meteen opdrinken. We vliegen nu over de hellingen, alsof we tien Red Bulls naar binnen hebben…Majestic Falls

Na de lunch (noedels met een vage kippensmaak), komen we aan de oevers van Berg Lake. Het dankt zijn naam aan de ijschotsen (“icebergs”) die er van de gletsjer voortdurend in brokkelen. Als het ware een reusachtige “Blue Curaçao on the rocks”, met zijn diepblauwe kleur.

Bij een hoop droge takken en stammen langs het pad hangt dit bord: :<“Neem hier uw hout voor de shelter” staat er duidelijk op te lezen. Conclusie : vuur maken is toch toegestaan…

Ons diner: “Chili con carne” als voorgerecht en rundsstoofpot als hoofdgerecht. Toetje: babybel-kaas met zoute crackers en gekoeld wit water.
Na een partijtje “pappen”, wat in de Nederlandse volksmond “rummi-cup” heet, profiteren Gertjan en ik nog van het laatste licht om wat te lezen op een comfortabel rotsblok.
Mount Robson bij zonsondergang




Onze wigwam (of "teepee")


Dinsdag 27 juli, campingsite White Horn, aan de voet van Mount Robson en de oever van de Robson-rivier


We zijn er helemaal klaar voor. Vier dagen “into the wild”. Nergens een winkel of café. Geen kraantjeswater, geen douches, geen electrisch licht. Eten, kleren en tenten meesleuren…
In Mount Robson Visitorcenter huur ik een locker om mijn laptop in op te bergen. Mijn overtollige kleren laat ik in de auto. De drie overnachtingen hebben we op voorhand betaald. We moeten nog een filmpje bekijken waarin men ons waarschuwt voor alle mogelijke gevaren van berenaanvallen en deshydratatie en dan kunnen we eindelijk gaan stappen.
Het eerste stuk gaat lichtjes bergop langs de idyllische Robson-rivier:

Rond 13u30 lunchen we aan het Kinney-meer met dit panorama voor ogen:

Aan de andere kant van het meer duiken Jelger en ik in het ijskoude water om onze verhitte lijven wat af te koelen. Ik word er helemaal “zen” van:

Het is niet te heet en het pad niet te zwaar. Het enige waar we over kunnen klagen zijn de tientallen bijtende vliegen en stekende dazen die onze armen en benen aanvallen als we even uitrusten.

Om 18u. zijn we al op onze dagbestemming: campingsite White Horn in een vallei aan de Robson rivier. Ons drinkwater is ondertussen op, dus dat wordt eerst pompen om het rivierwater te filteren.

Op het menu vanavond: champignon-roomsoep en Ierse stoofpot (uit blik, dus morgen is onze rugzak al een kilo lichter) met als nagerecht thee en chocolade. Het gasvuurtje van Gertjan doet het uitstekend, we hoeven niet lang te wachten voor alles klaar is.

Om nog lichter te stappen, steekt Jelger met afvalpapier een houtvuur in de kachel van de shelter aan. Gezellig en lekker warm in de avondkoelte. Moet een ouwe Canadesee toch wel zeuren dat je in de kachels geen vuur mag maken, zeker. Dat hebben ze in het filmpje toch gezegd, gromt hij nors. Nou, dat hebben wij niet gehoord. Wij lazen alleen dat “open vuren” verboden zijn.
We laten de zeur in zijn eigen vet gaar worden en beginnen aan een spelletje “stenen tijdperk-pokeren”. Niet voor geld maar wel voor kiezelsteentjes. Verboden onder de tafel te bukken, want daar ligt het vol stenen geld. Jelger leert ons ook Texaans pokeren. Dat heeft hij op internet gezien. Razend populair bij jongeren.
De Nederlandse meisjes Debby en Kristen komen er ook bij zitten. Tijd om mijn Noorderburen wat Vlaamse cultuur bij te brengen. Ik leer hen het traditionele, zwaar intellectuele, onvolprezen “Toet”-spel. Gertjan vond het pokeren al niet leuk en zet zich aan het lezen.




Toet

Om 21u30 liggen we al in onze slaapzak. Wat jammer nou, vond Debby, maar ja, zonder licht kan je nu eenmaal niet “toeten”.
Maandag 26 juli, camping Tête Jaune, West Columbia


De Rocky Mountains lonken. Ik heb er al een deel van gezien (Glacier/Yellowstone), maar deze keer is Mount Robson (+4000 m.) aan de beurt.
Als iedereen na veel vijven en zessen ingepakt is, vertrekken we rond 11u. richting Jasper. Clarita, Amber, Jelger en ik bij Gertjan in de auto, Mihai (zoon van Clarita) bij zijn zus Pia samen met haar drie kleine kinderen.
Dit is onze reisweg (we gaan van rechts naar links, dwz. van oost naar west):

Camping-----M. Robson Visitor Center-----Jasper--------------Hinton----------Edmonton

Gertjan en Pia spreken af in Hinton te wachten als ze elkaar kwijt raken.
Na een uur rijden snelt Pia ons al racend voorbij, een stuk boven de toegelaten snelheid. Ze moest dringend naar de wc, zal ze later zeggen. Haar broer Mihai, die naast haar zit, kijkt ons met een stoicijns gezicht na. Niks aan de hand, denken wij.
Een uur later hebben we ze nog niet terug gezien. De ongerustheid neemt toe in onze lelijke Chrysler. Iedereen speurt de parkings af op zoek naar de witte Hyundai van Pia. Die is nergens te bekennen.
Nog een uur later. We stoppen in Hinton. Ik ga langs de weg staan om de voorbij rijdende auto’s in het oog te houden, Gertjan en Jelger rijden elke parking en elk benzinestation van Hinton langs. Clarita belt haar zuster in Edmonton of ze iets van Pia gehoord hebben. Nee dus. Wij weten niet dat Pia de gsm van een tante bij heeft, zoals later zal blijken. Wij hebben alleen de mijne, maar mijn nummer heeft Pia niet.
Na anderhalf uur wachten aan de Tim Hortons snackbar van Hinton, zijn we het beu en rijden we verder naar de camping voor het donker wordt. Pia moet er maar op eigen krachten geraken. Dat zal niet makkelijk zijn. Ze heeft het adres van de camping niet. Gertjan heeft ons wel de naam van de camping gezegd, maar ik had begrepen dat hij “Ted John” zei, terwijl het “Tête Jaune” is.
Clarita heeft haar vingernagels al opgepeuzeld van de zenuwen en Gertjan is de serene blik die hij altijd heeft al in Hinton kwijtgespeeld. Op de uitkijk naar Pia


Ondertussen proberen we van het landschap in het park te genieten:

Vraagje aan de lezers: Gertjan en ik hadden een discussie over welk beest hier zo vredig ligt. Gertjan dacht een "elk", maar volgens mij is het een soort hert (mule deer). Het juiste antwoord graag in reactie hieronder...

Rond 19u arriveren we op de camping. Clarita belt nog eens naar huis. Blijkt dat Pia haar andere tante, Rebecca, rond 17u. vanuit Jasper gebeld heeft om te zeggen dat ze drie uur op ons gewacht hadden in Hinton (hebben die hun wagen goed verstopt zeg…).
De naam van de camping heeft wegens het complexe familiale communicatienet Pia blijkbaar niet bereikt en haar gsm heeft geen verbinding meer in Jasper National Park…
Gertjan en Clarita springen met de moed der wanhoop terug de Chrysler in en rijden de weg terug. Op een kruispunt zien ze een witte Hyundai met een donkerharige vrouw aan het stuur en iemand ernaast in een flits voorbij rijden.
“Dat zijn ze!”
Gertjan er achter aan.
“Nu rijdt ze verdomd weer zo snel,” vloekt hij.
Maar deze keer zal hij haar niet laten ontsnappen. Hij drukt het gaspedaal in en overschrijdt met tientallen kilometers de snelheidslimiet. De Hyundai versnelt ook.
De snelheidsduivel in Gertjan neemt het stuur over… Hij vliegt door de bochten en nadert langzaam de Hyundai, die blijkbaar niet sneller meer kan. Gertjan triomfeert. Hij haalt de witte wagen al toeterend in. Ze kijken recht in het verschrikte gezicht van de zwartharige vrouw, die op het punt staat een hartaanval te krijgen. Maar Pia is het niet…
Met hun hart bonzend van adrenaline en dodelijke ongerustheid en kaken gloeiend van gêne, maken ze rechtsomkeert.
Uiteindelijk komen ze bij Mount Robson Visitor Center waar een witte auto geparkeerd staat met spelende kindjes errond en een snackende jongeman erin. Het is een Hyundai! Ze zijn het. Oma Clarita vliegt haar dochter en kleinkinderen juichend in de armen, Gertjan legt zijn hoofd op het stuur en voelt of zijn tikker het nog doet. Mihai snackt stoicijns verder. Filippijnse vrouwentranen vloeien bij beken. Eind goed al goed.
Kunnen we eindelijk een kampvuur maken en de gemoederen laten bedaren met een piknik en verhalen voor de kinderen. Ze genieten vooral van mijn aangepaste versie van de klassieker “Zeven rovers in het bos”…Kappen op tegen de bijtende vliegjes (een soort “midgees” zoals in Schotland) en muggen


We hebben een indiaanse wigwam gereserveerd, maar door al dat bijtende en bloed zuigende ongedierte, vinden de vrouwen het wijzer in een houten (luxueuze) hut te overnachten. Mihai slaat een zacht bed ook niet af. Gertjan, Jelger en ik zetten onze tentjes op in de wigwam. Belachelijk gezicht, maar zo staan we morgen niet vol bulten en beten.
Zondag 25 juli, Edmonton, bij Cecil en Alex


Terwijl de hele familie naar de “First Filippino Alliance Church” gaat voor de zondagse kerkdienst, blijf ik in het huis om een extra nacht in Vancouver te boeken en mijn e-mails te checken. ‘s Middags neem ik de bus naar het stadscentrum.
De fonteinen voor Edmonton Town Hall


Eerst bezoek ik de Alberta Art Gallery, waar een tentoonstelling loopt over van de Nederlandse graveur Escher en zijn invloed op de “looney tunes” tekenfilms van Warner Brothers.

Alberta Art Gallery en Esher












Om vijf uur heb ik afgesproken met de familie die downtown is gaan winkelen. Ze moeten dringend naar huis om alles voor het kamperen morgen te gaan inpakken. Ik blijf nog even op “Churchill Square” hangen. Daar is “A taste of Edmonton” aan de gang, een eet- en drink-proeverij (zoals eind augustus in Antwerpen). Ondertussen speelt op een podium een cover-band.

Om die zielige James die tot hiertoe achter het net gevist heeft bij de kwisvragen, een extra kans te geven, hier nog een muziekvraag:
de coverband speelt hier een nummer van een ouwe rocker (die nog steeds leeft) dat een hit was bij ons in 1972. Geef de titel en uitvoerder van die hit:


Kerken zijn hier op elke straathoek, van de “Filippijnse heiligen van de laatste dagen” tot de Finse alliantie van de gezegende rendierhoeders” en Christus is hier alomtegenwoordig:



















Je treft hier ook de verre nazaten van de cowboys en indianen uit de westerns:








cowboys








indianen











Nadat ik een vegetarische schotel (oef, na al dat vlees van afgelopen weken) en een lokale appelcider op heb, ga ik nog een pint pakken in “Woody’s”, de enige gaybar van deze miljoenenstad.

Na vijf dagen wildernis, eindelijk terug in de beschaafde (internet)wereld

Zaterdag 24 juli, Edmonton, bij Cecil en Alex


Drukke dag vandaag. Eerst met Gertjan en Alex een huurauto gaan halen en dan met Gertjan naar de luchthaven om mijn vlucht te veranderen. Volgens mijn ticket vlieg ik terug van Seattle naar Brussel met overstap in Vancouver en Montréal. Maar vermits ik de dag voor de vlucht in Vancouver ben, is het nogal onzinnig om naar Seattle te rijden. De vluchtverandering gaat heel vlot en zonder extra kosten. Dan gaan we naar een supermarkt om onze etensvoorraad voor de trektocht op te slaan.
“s Namiddags slaan we aan het koken voor het feest van vanavond:

Het feest gaat door in het huis van Rebecca, aan de oever van het meer. Voor de feestelijkheden beginnen, neem ik samen met Jelger en Pia, de dochter van Clarita,nog een frisse duik.
Als alle vijftig gasten aangekomen zijn wordt de traditionele Filippijnse “lechona’ (speenvarken) aangesneden en kan het smullen beginnen.
“lechona’

de feestvarkens
Er wordt ook wat afgedanst. Zelfs de 80-jarige oma en de 1,5-jarige Miguel zetten hun beste beentje voor. De Filippijnse mannen dansen niet mee, die volharden in hun rol van paparazzi.

Als iedereen rond middernacht uitgeteld in de zetels ligt of aan de bar hangt, weet Jelger me te overhalen nog eens het meer in te duiken. Zalig, zo ‘s nachts dobberen onder de sterrenhemel…

zaterdag 24 juli 2010

Vrijdag 23 juli, Edmonton, Alberta, bij Cecil en Alex


Ik vraag gewoon aan de buschauffeur hoe ik aan het Greyhound station kan geraken. Na twintig minuten en één overstap ben ik er.
Voor je op de Greyhoundbus kan stappen, onderga je hier een controle die tien keer strenger is dan die op een vliegveld. Je moet je armen en benen spreiden, terwijl een agente met een metaaldetector over je heen gaat en je bagage wordt volledig binnenste buiten gekeerd. Een andere agente opent alle drankflesjes die je bij hebt en ruikt eraan of je geen alcohol bij hebt. Dat is immers ten strengste verboden op de bus.
in de wachtrij voor controle

Met bijna een uur vertraging komen we in Edmonton aan, waar Gertjan en zijn zwager Alex me opwachten. Tegen alle weerberichten in (ze voorspelden de hele dag regen) is het er zonnig en warm. We gaan een koffie drinken en rijden dan naar het huis van Alex en Cecil, waar Clarita (Gertjan’s vrouw) en zijn kinderen Jelger en Amber reeds logeren.Gertjan en ik

Ik word er heel gastvrij ontvangen en krijg meteen een bord kip met rijst en champignons voorgeschoteld.
In de late namiddag gaan we naar het huis van Rebecca, de zuster van Clarita. Daar spelen we een partijtje tennis en gaan we zwemmen in het meer achter het huis.


‘s Avonds komt de hele familie bij elkaar en eten we pizza en “chicken wings”. Gezellige bende met de moeder van Clarita, haar drie zussen, drie broers en al hun partners, kinderen en kleinkinderen.

Donderdag 22 juli, Calgary, Alberta, Canada, bij Brent en Curtis thuis.


surfen op een echte “couch”


Om 5u. is mijn gastheer opgestaan. Hij werkt van 6u.‘s morgens tot 6u.‘s avonds als electronisch installateur van apparatuur voor één van de ondernemingen die hier olie opboren. Hij heeft maar een kwartiertje lunchpauze. Zijn bazen zouden willen dat hij ook op zaterdag komt werken om de bestellingen te kunnen bijhouden. Zo gek is Brent nog niet…
Rond 7u. komt zijn "roommate" Curtis de woonkamer binnengestormd. Hij sliep vannacht bij zijn vriendin en komt een laptop halen die hij nodig heeft voor zijn werk (netwerkinstallateur bij firma’s). Mijn goeiedag beantwoordt hij amper als hij ziet dat Brent de laptop die op de sofa stond en een belangrijk programma aan’t opladen was, heeft uitgeschakeld en op de grond gezet. Hij vloekt en tiert dat het een aard heeft. Stressy sfeertje in dit huis…
Dan spurt Curtis, die met de moto gekomen is en een stoer leren pak draagt zijn kamer in. Hij komt terug buiten met een keurige broek en hemd en een nerdy bril en rijdt met de auto naar zijn eerste klant.
Om te bekomen van mijn zware trip van gisteren, doe ik het vandaag rustig aan. Ontbijt in de tuin. Douchen en scheren. Lezen in “American pastorale” (goed boek, maar aan dit ritme krijg ik het nooit uit voor ik thuis ben) en natuurlijk mijn blog bijwerken.
In de late namiddag wandel ik de drie kilometer naar downtown. Indrukwekkend al die blinkende wolkenkrabbers die hier de laatste dertig jaar als paddenstoelen uit de grond geschoten zijn (en nog steeds schieten). Het geld spuit hier nu eenmaal in zwarte stralen uit de grond…


Van het oude stadje is nog welgeteld één straat overgebleven. Daar bevinden zich de gezellige bars en restaurants. De rest van de stad lijkt me heel koud en onpersoonlijk. Het moet hier verschrikkelijk zijn in de winter als het min 40 graden is.
Wat me ook opvalt op de bus en in de straten zijn de vermoeide en ongelukkige koppen van de mensen. Niks “big smile” en vrolijke begroetingen zoals in de VS. Canada is Amerika in mineur.
Maar de mensen zijn hier in het algemeen wel minder corpulent dan hun zuiderburen. Wat ook te maken kan hebben met de massale aanwezigheid van (vooral Aziatische) migranten. Bijna twee derden van het volk dat je ziet rondlopen is niet blank. Mediterrane, Chinese, Japanse en Indische restaurants zie je overal en zijn redelijk goedkoop.
Chinatown

Ik eet een piknik in het Princes’ Park dat zich op een eiland in de rivier bevindt, terwijl op de achtergrond het “Calgary Folk festival” van start is gegaan. Gelukkig heb ik geen ticket (50$) gekocht, want de stereotiepe Canadese rock die komt aanwaaien, zegt me niks.
Tot hiertoe had ik geweldige couch-surf gastheren en -vrouw, maar Brent en Curtis vallen tegen. Echt wereldvreemde nerds. Er kan zelfs geen kop koffie of een drankje af. En als ik vraag of er van hun buurt een bus naar het Greyhound station is, antwoordt Brent laconiek: “Zoek dat maar via internet op. Mijn gasten moeten hun plan maar trekken.”
Dat zal ik wel doen Brent, maak je geen zorgen. Salut en de kost…